Naar hoofdinhoud Naar footer

Leerlijn Niet-aangeboren Hersenletsel

Werkplekleren is leren op je werk. Dat kan tijdens het werk, bijvoorbeeld door te kijken hoe iemand anders een taak aanpakt. Of door een coach te laten meekijken bij een werksituatie. Maar ook door een cursus of training te volgen. Hieronder vind je een voorbeeld van hoe je het leren kunt inrichten binnen je organisatie. Bekijk hier de rest van de voorbeelden.

Hoe ziet de methode er op hoofdlijnen uit? 

De leerlijn niet-aangeboren hersenletsel (NAH) is een door de organisatie zelf ontwikkelde blended leerlijn. De leerlijn start met een zelfscan, waarmee deelnemers aan de hand van stellingen scoren in hoeverre zij de thema’s uit de leerlijn al beheersen. Aan de hand daarvan stellen de deelnemers leerdoelen op. In een enkel geval wordt op basis van de zelfscan besloten dat een medewerker niet hoeft deel te nemen aan de leerlijn omdat hij/zij de stof al beheerst. Vervolgens bestuderen de deelnemers zelfstandig diverse online modules (tijd- en plaatsonafhankelijk). 

De online modules bevatten verschillende werkvormen, waarin de lesstof gevarieerd wordt aangeboden en wordt aangesloten bij verschillende leerstijlen. De stof wordt verdiept in een drietal fysieke bijeenkomsten. Praktijkcasuïstiek vormt daarbij het uitgangspunt. Ook komt een ervaringsdeskundige (cliënt met NAH) aan het woord. De leerlijn wordt afgesloten met een eindopdracht. Op de werkplek is een buddy aanwezig voor het beantwoorden van vragen. Inmiddels is ook een verdiepende leerlijn NAH ontwikkeld op basis van de methodiek ‘Hooi op je vork’ en een derde leerlijn (verdieping op rouw en verlies bij NAH) is in de maak. 

Kernaspecten van werkplekleren 

  • Tijd- en plaatsonafhankelijk leren (e-learning).
  • Leren van de praktijk (praktijkcasuïstiek, ervaringsdeskundige).
  • Samen leren (in een groep).

Wat is de doelstelling? 

De doelstelling is dat begeleiders basiskennis krijgen over cliënten met NAH en deze kennis kunnen toepassen bij cliënten.

Wat is het beoogde resultaat ? 

Doordat begeleiders beter begrijpen wat NAH is en welke gevolgen dit kan hebben voor een cliënt, hebben zij meer inzicht in en aandacht voor de juiste bejegening van de cliënt. Daarnaast kunnen er met de eigen leerlijn meer medewerkers NAH geschoold worden dan voorheen. 

Hoe ziet de opzet eruit? 

De organisatie wenst een breed aanbod op het gebied van NAH te leveren en wilde inzetten op professionalisering van medewerkers op dit gebied. Voorheen werd een basistraining ingekocht. Dit was duur en daardoor kon maar een beperkt aantal medewerkers deelnemen per jaar. Daarnaast bevatte de ingekochte training veel leeswerk en dat werd door veel medewerkers niet als prettig ervaren. Begeleiders gaan juist graag direct aan de slag met het geleerde. Die transfer ging moeilijk. Ook ging de kennis te diep. Men wilde juist dat begeleiders kennis kunnen toepassen bij cliënten.

Om deze redenen wilde de organisatie een eigen leerlijn die paste bij de visie van de organisatie en die vaker kon worden verzorgd. Men wilde graag dat praktijkcasussen gedeeld zouden worden en praktijkvragen beantwoord konden worden door trainers die de organisatie kennen (liefst met werkervaring in het primaire proces). Daarnaast was de wens dat de werknemers de opdrachten tijdens het werk kunnen uitvoeren met coaching op de locatie door bijvoorbeeld een ervaren collega of de gedragsdeskundige (buddy-principe). De afdeling opleidingen heeft tevens gekeken naar leren op de werkplek. De leerlijn is daarom blended gemaakt. 

Het uitgangspunt voor het ontwikkelen van de leerlijn NAH waren de VGN (Vereniging Gehandicapten Zorg) competentieprofielen. Daarnaast is met een scherpe onderwijskundige blik gekeken naar de doelen: Wat wilde de organisatie graag bereiken met deze leerlijn? 

De leerlijn is als volgt opgebouwd: 

a. Zelfscan. Aan de hand van stellingen scoort de deelnemer in hoeverre hij/zij de thema’s uit de leerlijn al beheerst. Op basis daarvan stelt de deelnemer twee leerdoelen op die vooraf naar de trainer worden gemaild. Als uit de zelfscan blijkt dat de werknemer de stof al beheerst, dan kan in overleg met de manager besloten worden dat de werknemer de leerlijn niet hoeft te volgen. 

b. Twee online modules die de deelnemers bestuderen ter voorbereiding op de fysieke bijeenkomsten. Tevens wordt de eindopdracht opgestart, waarbij de deelnemer een eigen cliënt als uitgangspunt neemt met daarbij de vraag: Waar zit het letsel van jouw cliënt? 

De e-learning bestaat uit zes onderdelen: 

  • Introductie (Hoe is de opbouw van deze basistraining? Wat komt er aan bod?). 
  • De werking van de hersenen en de oorzaken van hersenletsel. 
  • De gevolgen van hersenletsel. 
  • Het analyseren van de gevolgen van NAH, ongepast gedrag en de wijze van begeleiden. 
  • Levend verlies, rouwverwerking. 
  • Afsluiting, wat heb je geleerd en hoe ga jij verder na deze basiscursus? 

Alle theorie komt tijdens de e-learning aan de orde. Er zijn filmpjes (van cliënten die bij de organisatie wonen), visuals (bijvoorbeeld van de hersenen), korte quizvragen en reflectievragen (Hoe denk jij hierover?) om de theorie te ondersteunen. Tevens is er een test na module twee, zodat de deelnemers hun kennis over de werking van de hersenen en de oorzaken van NAH kunnen testen. 

Grote stukken theorie kunnen de deelnemers (als ze dat prettig vinden) gemakkelijk printen, middels een speciale printknop. De e-learnings kunnen ook gevolgd worden door medewerkers die de leerlijn niet volgen. Dit gebeurt ook daadwerkelijk. 

c. Drie bijeenkomsten (een hele en twee halve dagen). Tijdens de bijeenkomsten staat verdieping van de theorie centraal. Veel voorkomende gevolgen van NAH, die tijdens de e-learning kort aan bod komen, worden uitgebreider besproken (zoals afasie). Er is ruimte om te oefenen en met elkaar te overleggen. Deelnemers brengen eigen casuïstiek in. In de tweede bijeenkomst gaan deelnemers aan de hand van videomateriaal oefenen met het ICF-model (International Classification of Functioning, Disability en Health) op hun eigen casuïstiek (Stellen zij de juiste vragen? Maken ze een juiste analyse?). 

Tijdens de derde bijeenkomst wordt het thema levend verlies besproken. Er komt een cliënt met NAH langs om te vertellen over zijn/haar ervaringen met betrekking tot rouw en verlies en er wordt aandacht besteed aan reflectie; wat heeft de deelnemer geleerd en waar gaat hij/zij de komende periode mee aan de slag? 

d. Praktijkopdrachten. In de e-learning zijn praktijkopdrachten verwerkt. Het maken, uitvoeren en insturen van deze opdrachten is nodig om het certificaat te behalen, evenals aanwezigheid bij alle drie de bijeenkomsten. Bepaalde opdrachten zijn relevant tijdens de bijeenkomsten. Bij een aantal opdrachten wordt persoonlijke feedback gegeven door de trainer via mail, telefonisch of tijdens een volgende bijeenkomst, zoals bij de analyseopdracht, waarbij de deelnemer het ICF model van een cliënt moet invullen. 

In de e-learning zijn ook korte opdrachtjes verwerkt, zoals stellingen of reflectievragen. Een aantal van deze opdrachtjes komt terug tijdens de bijeenkomst. De e-learning modules en opdrachten lopen door de drie bijeenkomsten heen. Er is voor gekozen om deelnemers vóór de eerste bijeenkomst al een aantal online modules en opdrachten te laten maken, zodat ze actief en geïnformeerd binnenkomen. De laatste opdracht kan voor het laatste dagdeel ingeleverd worden, zodat de deelnemers na dit dagdeel klaar zijn met de basiscursus en er achteraf geen eindopdracht meer ingeleverd hoeft te worden. In de praktijk gebeurt het inleveren vaak alsnog ná het laatste dagdeel. 

Door deze opbouw, samen met de invulling van de bijeenkomsten, is er aandacht voor de diverse leerstijlen en leervoorkeuren van deelnemers. 

 De organisatie heeft de blended leerlijn ontwikkeld samen met een extern bureau. Er is gebruik gemaakt van het programma Articulate (applicatie waarmee je e-learnings kunt ontwikkelen) om de e-learning modules te maken. De rol van het externe bureau was vooral het ondersteunen van de organisatie bij het optimaal leren gebruiken van het programma Articulate. De leidende vraag daarbij was: Wat moet geleerd worden en hoe vertaal je dat in een online training?. Nu kan de organisatie zelfstandig leerlijnen ontwikkelen met het programma Articulate. Daarnaast heeft het externe bureau de zelfscan ontwikkeld. 

Hoe lang wordt de methode al gebruikt? 

De methode wordt ruim drie jaar gebruikt. 

Hoe vaak wordt de methode gebruikt? 

Zes tot tien keer per jaar start er een groep met daarin 12 deelnemers. 

Wat is de doelgroep? 

De doelgroep zijn begeleiders die met NAH-cliënten werken. De leerlijn is ontwikkeld voor niveau 4 en 5 begeleiders, maar enthousiaste niveau 3 medewerkers (die toegang tot een cliëntdossier hebben) zijn welkom. Inmiddels staan alle modules en de zelfscan vrij toegankelijk in het LMS (Leer Management Systeem). De organisatie gebruikt het LMS. 

Wordt er geëvalueerd en wat komt daaruit? 

Er wordt na het leertraject geëvalueerd. Begeleiders noemen als opbrengst beter inzicht in het gedrag van de cliënt. Daardoor kunnen zij de begeleiding richting de cliënt optimaliseren. 

Is de methode wetenschappelijk onderbouwd? 

De module werd ontwikkeld in het kader van de master Onderwijskunde die door de respondent is gevolgd. Het 8-velden model van Kessels[1] diende als uitgangspunt om de problematiek in kaart te brengen. Verder is onderwijskundige literatuur over blended learning gebruikt. 

Voor de inhoud van de leerlijn is gebruik gemaakt van het ICF model (International Classification of Functioning, Disability and Health). Ook is er gebruik gemaakt van literatuur over NAH met betrekking tot de theorie, waarbij een gedragsdeskundige kritisch heeft meegekeken.

Wat zijn de benodigde investeringen? 

De leerlijn is eind 2023 bij de VGN academie verkrijgbaar. Daardoor zijn de investeringen voor andere organisaties die de leerlijn willen gaan gebruiken niet zo groot. Daar komen natuurlijk wel de uren voor een trainer en de verletkosten van de deelnemers bij. Wil je als organisatie zelf een leerlijn ontwikkelen, dan is een programma als Articulate nodig, ondersteuning van bijvoorbeeld een extern bureau, onderwijskundige kennis (al dan niet ingehuurd) en inhoudelijke kennis. Geschat wordt dat de ontwikkeltijd drie maanden (fulltime) duurt, inclusief een gedegen analyse vooraf door het voeren van gesprekken met begeleiders en managers. 

Welke randvoorwaarden zijn er? 

Tijdens een praktijkopdracht wordt een cliëntanalyse gemaakt. De begeleider moet hiervoor toegang hebben tot het cliëntdossier. Daarom is deze cursus niet geschikt voor bijvoorbeeld niveau 2 begeleiders, of begeleiders die met een hele andere doelgroep werken. Soms is er een locatie waar één cliënt met NAH komt wonen. Het is dan niet zinvol om het gehele team deze basiscursus te laten volgen (in overleg wordt dan een ‘op-maat’ programma gemaakt met bijvoorbeeld een workshop ‘kennismaken met NAH’). Daarnaast moeten trainers, naast trainerskwaliteiten, wel enige technische kennis hebben (zodat ze deelnemers kunnen helpen met kleine problemen met de e-learning) en enige kennis hebben over de principes achter blended learning/flipped-learning.

Welke praktische hulpmiddelen worden gebruikt? 

Online training met theorie, filmpjes en oefeningen. De trainers gebruiken daarnaast een powerpoint. 

Welke trainers, coaches of cursussen zijn beschikbaar? 

De organisatie werkt momenteel met vier trainers. Allen werken al geruime tijd als begeleider met deze doelgroep en geven daarnaast een aantal uren per week training. Tevens zijn zij intensief betrokken bij de ontwikkeling van de gehele basiscursus (e-learning, bijeenkomsten, opdrachten). 

Wat zijn voordelen van de methode? 

Door het flipped-learning principe bestuderen de deelnemers de theorie vóórdat ze naar de bijeenkomst gaan. Tijdens de bijeenkomst ligt de nadruk op verdieping/uitwisseling van de theorie. Dit verdiept het leereffect (geen college, maar in groepjes werken, ervaringen uitwisselen, feedback op het handelen van de begeleider). Daarnaast vinden deelnemers het prettig dat ze theorie terug kunnen kijken. 

Wat zijn nadelen van de methode? 

  • Het vraagt een bepaalde mate van maturiteit en zelfstandigheid van de medewerker om vooraf zelf de stof te bestuderen via e-learning. Dit is niet altijd gemakkelijk in de zorg (denk aan de dienstroosters/arbeidskrapte). 
  • De leerlijn bestaat uit een aantal fysieke bijeenkomsten. Door de personeelskrapte in de zorg komt het voor dat deelnemers bijeenkomsten missen. 

Waar is men het meest trots op bij het toepassen van de methode? 

De organisatie is er trots op dat zij tevreden deelnemers heeft, die de onderlinge uitwisseling en de persoonlijke feedback op hun eindopdracht enorm waarderen. Daarnaast geven deelnemers aan dat ze door het volgen van de leerlijn echt anders naar cliënten met NAH zijn gaan kijken en dat zij zaken ook echt anders zijn gaan doen. 

Wat zijn verbetermogelijkheden? 

Er wordt voortdurend gekeken of aanpassingen nodig zijn. Er zijn al verschillende verbeteringen aangebracht. Zo werkte men eerst met een pitch aan het begin van de leerlijn, maar dat kwam onvoldoende uit de verf. Dat is nu veranderd in een zelfscan. Daarnaast is in de loop van het traject de inzet van de ervaringsdeskundige tijdens de bijeenkomsten op een beter passende manier vormgegeven.

Wordt de methode ook elders toegepast? Op welke schaal? 

Deze blended leerlijn is onlangs (tezamen met de leerlijn ‘Methodisch werken met Hooi op je Vork’ ) overgedragen aan de VGN academie. De online content krijgt een fris jasje (het organisatie-sausje gaat eraf), zodat deze bij meerdere organisaties gebruikt kan worden. De inhoud blijft grotendeels hetzelfde. De organisatie vindt het belangrijk dat de leerlijn is overgedragen aan de VGN academie. Zo kunnen meerdere instellingen voor gehandicaptenzorg er gebruik van maken, maar ook zorgt dit voor een voortdurend frisse update van de leerlijn. Technologie verandert snel, dus voortdurend verbeteren is noodzakelijk om de leerlijn up-to-date te houden en daarvoor zijn bij de VGN academie meer mogelijkheden. 

Suggesties voor andere organisaties die aan de slag willen met deze methode 

Als een instelling concreet met deze leerlijn aan de slag wil, dan is deze te verkrijgen bij de VGN academie. Als een instelling zelf leerlijnen wil gaan ontwikkelen, is het belangrijk dat de opleidingsadviseurs goed onderwijskundig geschoold zijn of tijdens het maken van de leerlijn ondersteuning krijgen van een onderwijskundige. Het maken en/of inkopen van een e-learning betekent niet altijd automatisch dat er geleerd wordt! Een onderwijskundige kan de leerlijn zodanig vormgeven dat deze aansluit bij de groep medewerkers, tips en adviezen geven met betrekking tot het implementeren, de samenstelling van de 'blend' en meedenken met evalueren en borgen. 

[1] Zie volgende publicatie voor het in de praktijk veel gebruikte achtveldenmodel van Kessels: www.josephkessels.com/kessels-j-w-m-smit-c-keursten-p-1996-het-acht-velden-instrument-analyse-kader-voor. Dit betreft een interne publicatie, er werd geen verdere evidentie voor de effectiviteit van het model aangetroffen.

Bron

Middin

Deel deze pagina via: