Naar hoofdinhoud Naar footer

Trainen en toetsen van voorbehouden en risicovolle handelingen op de werkplek

Gepubliceerd op: 11-06-2024

Laatst bijgewerkt op: 12-06-2024

Werkplekleren is leren op je werk. Dat kan tijdens het werk, bijvoorbeeld door te kijken hoe iemand anders een taak aanpakt. Of door een coach te laten meekijken bij een werksituatie. Maar ook door een cursus of training te volgen. Hieronder vind je een voorbeeld van hoe je het leren kunt inrichten binnen je organisatie.

Hoe ziet de methode er op hoofdlijnen uit?

Verpleegkundigen en verzorgenden moeten bevoegd en bekwaam zijn om voorbehouden en risicovolle handelingen uit te voeren. Bij de organisatie vindt training en toetsing van voorbehouden en risicovolle handelingen (VRH) voor een belangrijk deel plaats op de werkplek door collega’s: 

  • Als een medewerker een VRH nog niet beheerst, dan volgt hij/zij een e-learning en praktijktraining. Daarna oefent de medewerker de VRH onder begeleiding van een collega op de werkvloer, tijdens de reguliere zorg. 
  • Toetsing van de VRH vindt vervolgens plaats door een collega . Dit kan in de directe cliëntenzorg plaatsvinden (dus tijdens het werk als onderdeel van de reguliere zorg), of in een nagebootste toetsingssituatie zonder cliënt. De toetser en de teamleider bepalen samen de gewenste toetsingssituatie. De toetsers worden opgeleid om collega’s te mogen toetsen. 

Kernaspecten van werkplekleren

  • Directe ondersteuning door een collega op de werkvloer (collega).
  • Leren van de praktijk (oefenen in real life situatie).
  • Samen leren (in een groep).

Wat is de doelstelling?

De doelstelling is dat medewerkers bevoegd en bekwaam zijn tijdens de uitvoering van voorbehouden en risicovolle handelingen.

Wat is het beoogde resultaat?

Het beoogde resultaat is dat de kwaliteit van de verpleegkundige zorg ten aanzien van de voorbehouden en risicovolle handelingen op orde is. 

Hoe ziet de opzet eruit?

Om VRH te mogen uitvoeren moeten verpleegkundigen en verzorgenden bevoegd en bekwaam zijn. De VRH worden daarom afgetoetst. Dit gebeurt bij de organisatie door middel van intercollegiale toetsing op de werkplek. De toetsers volgen hiervoor een scholing. Voordat de VRH getoetst worden, vindt er praktijkscholing plaats door middel van e-learning en training. In de e-learning leert de medewerker over de context waarin de handeling wordt uitgevoerd, de te verwachte complicaties van de handeling en hoe ingespeeld kan worden op deze complicaties. Vervolgens wordt de handeling diverse malen in de praktijk uitgevoerd onder begeleiding van een bevoegde en bekwame collega (werkplekleren), totdat de medewerker en de begeleider de medewerker bekwaam vinden. De medewerker beslist uiteindelijk of hij/zij zichzelf bekwaam genoeg acht om de handeling zelfstandig uit te voeren bij de cliënt. Vervolgens vindt de toetsing plaats. Dit gebeurt door een collega (altijd een BIG-geregistreerde verpleegkundige) die is opgeleid als toetser. Het beoordelen van een verpleegtechnische handeling kan in de directe cliëntenzorg plaatsvinden, of in een nagebootste toetsingssituatie zonder cliënt. Op dit moment vindt de toetsing bij de organisatie meestal plaats tijdens de directe cliëntenzorg. Hierbij voert een medewerker de handeling uit bij de cliënt, als onderdeel van de reguliere zorg. De medewerker wordt hierbij geobserveerd door de toetser. Dit gebeurt altijd in overleg met de cliënt. Als er niet bij de cliënt wordt getoetst, dan wordt er door de toetser(s) een toetsingscarrousel georganiseerd waarin meerdere handelingen bij meerdere collega’s kunnen worden getoetst. Hiervoor kan gekozen worden als de handeling niet gecompliceerd is, of als een cliënt liever niet wil dat er in zijn/haar bijzijn getoetst wordt. 

Er wordt gebruik gemaakt van de observatielijsten, behorend bij de KICK-protocollen van de organisatie om te toetsen. Een toetsingsmoment bestaat uit een introductie, het uitvoeren van de handeling en een nabespreking. Vooral het nabespreken aan de hand van de observatielijst tussen de medewerker en de observant is van belang voor de deskundigheidsbevordering en het leereffect van de medewerker. Na de handeling bespreekt de toetser de handeling na met de getoetste. Er wordt gevraagd naar de ervaringen van de getoetste. Vervolgens wordt samen de observatielijst ingevuld. Bij twijfel of onduidelijkheden vraagt de toetser door (bijvoorbeeld: Met welke reden week je af van het protocol?). 

Na het invullen van de observatielijst wordt besloten of de handeling voldoende of onvoldoende is uitgevoerd. Indien zowel de getoetste als de toetser de getoetste bekwaam acht, tekenen zij beide de handeling af in het bekwaamheidspaspoort van de getoetste. Zowel de observatielijsten als het bekwaamheidspaspoort worden bewaard op de werkplek. Elke locatie heeft hiervoor een eigen bestand waarin de voorbehouden en risicovolle handelingen per medewerker staan vermeld en de datum van toetsing. 

Medewerkers hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het op peil houden van hun bekwaamheid: 

  • Elke twee jaar wordt een medewerker aan de hand van de ‘Handleiding toetsen van voorbehouden en risicovolle handelingen’ door een toetser getoetst. Scholing vindt plaats als de medewerker onbevoegd en onbekwaam is.
  • Daarna kan een medewerker om de 3 jaar deelnemen aan deze praktijktraining, op basis van eigen behoefte. Indien een medewerker twijfelt over zijn/haar bekwaamheid, laat hij/zij zich aftoetsen. 
  • Indien de medewerker zich niet meer bekwaam voelt of de toetser de medewerker niet bekwaam acht, dan volgt de medewerker scholing. 

Hoe lang wordt de methode al gebruikt?

De organisatie werkt sinds 2018 op deze wijze. 

Hoe vaak wordt de methode gebruikt?

De methode wordt toegepast bij alle medewerkers die bevoegd en bekwaam moeten zijn, dus bij alle medewerkers die voorbehouden en risicovolle handelingen uitvoeren.

Wat is de doelgroep?

Uitgangspunt is dat iedereen bevoegd en bekwaam is voor de voorbehouden en risicovolle handelingen die men daadwerkelijk uitvoert. In het ‘Overzicht bevoegdheidsniveaus verpleegtechnische handelingen’ kunnen medewerkers de handelingen vinden die zij in hun functie mogen verrichten (zorg assistent, assistent begeleider, begeleider of senior-begeleider). Ook staan in dit document de handelingen vermeld die alleen door verpleegkundigen mogen worden uitgevoerd. Medewerkers zijn bevoegd de VRH uit te voeren mits ze bekwaam zijn. Bij indiensttreding van een nieuwe medewerker wordt altijd gekeken hoe de bekwaamheid van de nieuwe medewerker is. Indien er een verwachte bekwaamheid is, bijvoorbeeld door het uitvoeren van de handeling(en) bij een andere zorgorganisatie, dan wordt er meteen getoetst op bekwaamheid van de relevante voorbehouden en risicovolle handelingen. 

Wordt er geëvalueerd en wat komt daaruit?

De organisatie ervaart op dit moment verschillende nadelen van het intercollegiaal toetsen in de praktijk: cliënten ervaren het toetsen op de werkplek niet altijd als prettig, door het personeelstekort is het toetsen op de werkplek soms lastig uitvoerbaar (afhankelijkheden, zoals afstemming van het rooster van de toetser en te toetsen medewerker spelen een grote rol) en toetsers vinden het soms lastig om onafhankelijk te toetsen bij een collega. Hierdoor heeft de organisatie het idee dat de kwaliteit van de toetsing niet optimaal is. Daarom gaat men het toetsbeleid binnenkort aanpassen en zal het toetsen in de praktijk tijdens de reguliere zorg (werkplekleren) vervangen worden toetsen in een gesimuleerde setting in een toetsingscarrousel. 

De afdeling kwaliteit heeft een steekproef gedaan om te bezien hoe goed het ging met de registratie van bevoegd en bekwaamheden op de locaties. Daaruit bleek dat dit foutgevoelig was, dus dat wil de organisatie aan gaan passen door op centraal niveau te gaan registeren. In de nabije toekomst zal de registratie vastgelegd worden in het LMS, zodat het toetsen integraal onderdeel wordt van het opleiden in RVH. De organisatie heeft het de LMS-leverancier de opdracht gegeven om een maatwerk-tool te ontwikkelen voor het inplannen en uitnodigen van toetsers, het aftekenen van de betreffende KICK-protocollen en het vastleggen van de uitkomsten van de bekwaamheidstoets in het LMS. Deze module zal onderdeel worden van het blended programma. Zo wordt een digitaal bekwaamheidspaspoort wordt gecreëerd.

De scholing voor de toetsers wordt tenslotte standaard direct na de scholing geëvalueerd door de deelnemers aan de scholing. Daarnaast worden zaken waar toetsers tegenaan lopen besproken tijdens intervisiebijenkomsten. Het gaat daarbij vaak om het objectief blijven in de feedback en de beoordeling en de verantwoordelijkheden die horen bij de rol van de toetser.

Is de methode wetenschappelijk onderbouwd?

Het toetsingsbeleid is een uitvloeisel van wettelijke bepalingen over bevoegd- en bekwaamheid van zorgpersoneel conform de wet Kwaliteit, klachten en geschillen[1]. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing. 

Wat zijn de benodigde investeringen?

  • Opleiding en intervisie voor de toetsers. 
  • Uren voor de toetsers om te toetsen. 
  • Verleturen voor medewerkers als zij niet op de werkplek worden getoetst, of als zij terug moeten komen om getoetst te worden. 
  • Het inrichten en onderhouden van een LMS met de blended trainingen.
  • Het inrichten van een bekwaamheidspaspoort in een LMS.

Welke randvoorwaarden zijn er?

  • Er moet een Beleid ‘Verpleegkundige zorg: bevoegd en bekwaam handelen bij overige, risicovolle en voorbehouden handelingen’ zijn dat eenduidig en helder is. 
  • Er moet een overzicht van bevoegdheidsniveaus van verpleegtechnische handelingen zijn. 
  • Er moeten opgeleide toetsers zijn. Zij moeten ook voldoende tijd krijgen om deze rol te kunnen vervullen. 
  • Medewerkers moeten tijd krijgen om getoetst te worden. 

Welke praktische hulpmiddelen worden gebruikt?

  • Handreiking toetsen van verpleegtechnische handelingen.
  • Rolomschrijving toetser verpleegtechnische handelingen. 
  • Document ‘Krachten en valkuilen bij toetsen’.
  • Materialen om te toetsen.
  • Observatielijsten behorend bij de KICK-protocollen
  • Kwaliteitspaspoort.

Welke trainers, coaches of cursussen zijn beschikbaar?

Alleen BIG-geregistreerde verpleegkundigen kunnen de rol van toetser krijgen en toetsen collega’s binnen de organisatie. Dit kunnen collega’s van de eigen woonlocatie zijn, maar ook van andere woonlocaties of dagbestedingslocaties. De organisatie heeft ongeveer 50 toetsers. De eisen om toetser te worden zijn: 

  • Minimaal verpleegkundig geschoold op niveau 4. 
  • BIG-geregistreerd. 
  • Werken als begeleider of senior begeleider op een woon- of dagbestedingslocatie waarbij zelf voorbehouden en risicovolle handelingen worden uitgevoerd. 
  • Een contract hebben van bij voorkeur minimaal 24 uur en voldoende tijd hebben om te toetsen. 
  • Breed inzetbaar zijn binnen de organisatie. 
  • Scholing gevolgd hebben om toetser te worden en te blijven. 

De scholing tot BIG-toetser (een dag) bestaat uit de volgende onderdelen en wordt met maximaal 6 personen tegelijk gevolgd: 

  • Kennismaken, verwachtingen en wat motiveert jou om toetser te worden? 
  • Toetsersbeleid. 
  • Basiscompetenties van een BIG-toetser. 
  • Valkuilen bij het toetsen. 
  • Objectief beoordelen. 
  • Feedback geven. 
  • Effectief doorvragen. 
  • Persoonlijke drijvende en remmende krachten (kwaliteiten en valkuilen). 
  • Aan de slag met het toetsen van voorbehouden en risicovolle handelingen. 
  • Reflecteren en evalueren. 

Tijdens de scholing wordt veel geoefend in de vorm van rollenspellen. Deelnemers krijgen het gevoel dat ze er niet alleen voor staan. Er wordt kwetsbaarheid gedeeld. Er ontstaat vaak een mooie verbinding tussen medewerkers die elkaar van tevoren niet kenden. De training wordt verzorgd door een externe trainer, die zich vooral richt op de veilige uitvoering van de voorbehouden of de risicovolle handeling en door een interne trainer die zich meer richt op houding en vraagstelling. Het is de intentie dat elke deelnemer de scholing met positief gevolg afsluit, maar het komt incidenteel voor dat iemand na de training besluit dat het toetsen toch niet bij hem/haar past, of dat dit naar aanleiding van de scholing gezamenlijk wordt bepaald. 

Na de scholing gaan de toetsers vlieguren maken. Het is daarbij nadrukkelijk de bedoeling dat zij steun zoeken bij elkaar. Daarvoor worden ook intervisie-bijeenkomsten ingepland (hoewel dat nu even stilligt met het oog op veranderingen in het beleid). Ook is er een speciale pagina ingericht op Intranet, waar toetsers vragen kunnen stellen. De organisatie moedigt aan dat toetsers hun beoordelingen regelmatig naast die van een andere toetser leggen. Sommige toetsers gaan eerst onder begeleiding toetsen op de werkvloer als daar behoefte aan is (ook weer een vorm van werkplekleren). Samen met de taakhouder verpleegkundige zorg leveren de toetsers een actieve bijdrage aan de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. 

Wat zijn voordelen van de methode?

Door de toetsing in de praktijk door collega’s ziet men goed waar het in de praktijk goed gaat en waar nog winst te behalen valt. Op deze manier wordt er van elkaar geleerd. Dat zou anders zijn als er door een externe getoetst zou worden. Daarnaast is toetser zijn een mooie neventaak voor een aantal medewerkers. Zij kunnen zich daardoor verder persoonlijk ontwikkelen.

Wat zijn nadelen van de methode?

  • Het betreft veelal toetsing van intieme handelingen. Niet alle cliënten vinden het daarom prettig als het toetsen tijdens het werken gebeurt. Vooral niet als meerdere medewerkers getoetst moeten worden bij dezelfde cliënt. 
  • Het personeelstekort in de zorg is groot. Het kan lastig zijn om het toetsen op de werkplek goed in te plannen, omdat je afhankelijk bent van de roosters van zowel de te toetsen medewerker(s), als de toetser. Daarnaast moet de te toetsen vaardigheid ingepland kunnen worden. 
  • Er wordt collegiaal getoetst. De toetsers zijn weliswaar goed opgeleid, maar het kan toch lastig zijn je directe collega te toetsen. Het kan lastig zijn om als toetser onafhankelijk te blijven. Veel toetsers zijn jong en komen net van school. Zij moeten dan collega’s gaan toetsen die al 30 jaar in het vak zitten. Dat kan spannend zijn. 

Vanwege deze nadelen gaat de organisatie het toetsbeleid aanpassen. 

Waar is men het meest trots op bij het toepassen van de methode?

De organisatie is trots op de toetsers, dat dit medewerkers uit de eigen organisatie zijn, dat zij zich kwetsbaar durven opstellen en dat zij zich echt verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van het werk op de werkvloer. 

Wat zijn verbetermogelijkheden?

  • Omdat de organisatie een aantal nadelen ervaart (zie vraag 15) van het huidige toetsbeleid wil men veel meer gaan werken met een toetsingscarroussel. 
  • Op dit moment wordt er per locatie een Excellijst bijgehouden met daarop een overzicht van alle voorbehouden en risicovolle handelingen per medewerker, inclusief de toetsingsdatum. de organisatie zou dit graag centraal gaan opslaan in het Leer Management Systeem, omdat dit minder foutgevoelig is (er kan van alles misgaan bij het invullen van de Excel lijst) en zo informatie over de aantallen bevoegde en bekwame medewerkers makkelijker kan worden verkregen (zie ook punt 9).
  • In de herhaaljaren wil de organisatie toe gaan werken naar meer verdieping in de vorm van casuïstiektraining. 

Wordt de methode ook elders toegepast? Op welke schaal?

Het is niet bekend in hoeveel instellingen er op de werkplek wordt getraind en getoetst door middel van intercollegiale toetsing. 

Suggesties voor andere organisaties die aan de slag willen met deze methode

Onderzoek goed hoe je het toetsen zo efficiënt mogelijk in kan richten; zoek naar een balans tussen scholing, toetsen en het werk. 

Bronvermelding

[1] Mijn Vilans (voorheen KICK) protocollen liggen ten grondslag aan de training en toetsing: www.vilans.nl/kennis/overzicht-vilans-protocollen. Hier kan je gebruik van maken als je als organisatie een abonnement hebt bij de Vilans databank met ruim 400 protocollen. Verder is er geen direct bewijs voor systematiek/onderbouwing van deze training en toetsing van voorbehouden en risicovolle handelingen (VRH). De training en toetsing lijkt de structuur te volgen van andere trainingen en toetsingen in de zorg op gebied van voorbehouden en risicovolle handelingen (VRH). De rijksoverheid geeft hier ook richting aan: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voorbehouden-handelingen/regels-rondom-voorbehouden-handelingen. Om gecertificeerd te worden door SOEC (Stichting Opleidingserkenningen Care) moet deze training en toetsing voldoen aan bepaalde eisen: de opleiding Traject Voorbehouden en Risicovolle handelingen, sluit aan bij de onderstaande onderdelen uit het competentiegebouw in de gehandicaptenzorg. Beroepscompetentieprofiel ABC ü C. Gestructureerd, methodisch en kostenbewust werken C1. Methodisch werken ü D. Omgaan met grenzen D1. Bepalen van Grenzen en ernaar handelen D6. Wet- en regelgeving toepassen ü E. Ondersteunen van de Client E4: Verpleegtechnisch handelen.

Bron

InteraktContour

Deel deze pagina via: