Informatie begrijpelijk maken
Gepubliceerd op: 10-12-2020
Hettie en Esmyralda doen mee aan het netwerk begrijpelijke communicatie. Daar doen mensen aan mee die informatie in eenvoudige taal schrijven. Soms is dat met tekst en soms met plaatjes, soms ook met allebei. Zo kunnen mensen met een beperking en mensen die niet goed kunnen lezen of schrijven (laaggeletterden) de informatie ook begrijpen.
Dit artikel is geschreven in begrijpelijke taal.
Daarom ziet het er wat anders uit dan andere artikelen op het kennisplein.
Hettie Wiers is logopediste. Ze heeft zich gespecialiseerd in communicatie met mensen met een verstandelijke beperking. Esmyralda Prins-De Gier is ervaringsdeskundige.
Begrijpelijk voor allemaal is heel normaal
Het Netwerk Begrijpelijke Communicatie is in maart 2019 begonnen.
Sanne van der Hagen heeft het bedacht en vertelde verschillende mensen over haar idee.
De eerste keer kwamen er veel mensen uit het hele land bij elkaar.
Ze wilden toen vooral kennis uitwisselen.
En ook van elkaar horen wat er allemaal al gedaan werd met begrijpelijke communicatie.
Inmiddels zijn meer dan 90 zorgorganisaties aangesloten bij het netwerk.
Het netwerk heeft als lijfspreuk: begrijpelijk voor allemaal is heel normaal.
In het netwerk zijn ervaringsdeskundigen, taaldeskundigen, zorgmedewerkers maar ook onderzoekers, visualisatiespecialisten, communicatiemedewerkers en tekenaars.
Coronatijd
In de coronatijd werden er vaak persconferenties op televisie uitgezonden.
Minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge vertelden wat mensen moesten doen om besmettingen met corona te voorkomen.
Na zo’n persconferentie ging het netwerk direct aan de slag om de informatie te vertalen in begrijpelijke taal.
Zij praatten met elkaar via videobellen.
In het begin van de coronatijd deden zo’n 200 mensen mee.
Verschillende doelgroepen
De grote groep ging elke keer in groepjes uit elkaar.
Sommige groepjes maakten de taal begrijpelijk voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB).
Andere voor mensen met een matig verstandelijke beperking (MVB).
‘Met mensen met een LVB communiceer je heel anders dan met mensen met een MVB,’ zegt Hettie.
‘Daar hou je rekening mee, bijvoorbeeld door soms tekst te gebruiken en soms plaatjes en soms een combinatie van allebei,’ voegt Esmyralda toe.
‘We maken de communicatie trouwens niet alleen begrijpelijk voor mensen met een beperking.
Maar ook voor mensen die laaggeletterd zijn,’ vertelt Hettie.
Hoe kom je tot begrijpelijke taal?
‘Je kijkt eerst wat er aangepast moet worden,’ legt Esmyralda uit.
‘Je hakt de tekst in stukken en dan kijkt iedereen zijn eigen stuk na.
Daarna worden alle stukken weer aan elkaar geplakt.
De ervaringsdeskundigen kijken het na en geven bijvoorbeeld aan of er nog moeilijke woorden in staan.’
‘De rol van de ervaringsdeskundigen is heel belangrijk,’ vertelt Hettie.
‘Soms denken mensen zonder beperking wel dat ze zich kunnen verplaatsen in iemand met een beperking.
Maar dat blijkt toch lastig in de praktijk.
Mensen zoals Esmyralda leren ons waar we op moeten letten als we begrijpelijk willen communiceren met elkaar.’
Wat zijn woorden die echt niet begrijpelijk zijn?
‘Dan moet je denken aan afkortingen of Engelse termen’, zegt Hettie.
Esmyralda geeft een voorbeeld van een lastige zin.
‘Ze zeiden: “we kunnen wel opschalen via de routekaart maar niet afschalen.”
Dan heb ik echt zoiets van: waarom werkt dat niet hetzelfde?’
‘Daarom is de rol van ervaringsdeskundigen zo belangrijk,’ vervolgt Hettie.
‘Zij geven aan: jullie denken wel dat dit heel simpel is, maar dat is het helemaal niet.
Ook in de opmaak van een tekst moet je opletten dat het duidelijk is.
Zo hadden we een keer twee verschillende soorten tekens voor opsommingen gebruikt.
Wij hadden dat niet eens gezien, maar Esmyralda vroeg: “hebben die andere tekens dan een andere betekenis?”’
Wat is anders in een begrijpelijke tekst?
‘Voordat we teksten gaan maken vragen we de cliënten al waar we op moeten letten,’ zegt Hettie.
‘Als we dat weten gaan we aan de slag.
Je moet eerst kijken naar de inhoud.
Wat is interessant voor de lezer?
Wat wil ik overbrengen?
Wat kan ik weglaten?
Dan kijk je naar een logische opbouw.
Is dat in volgorde van de tijd?
Of met een inleiding, een middenstuk en een slot?
Vervolgens kies je de vormgeving.
Denk dan aan het lettertype en de grootte van de letters.
Zet je tekst in blokken met witte regels er tussen?
Zet je er plaatjes bij?
En wat voor plaatjes?
Bedenk hoe je de plaatjes toevoegt: hier en daar een plaatje in de tekst?
Of alle plaatjes onder elkaar aan de zijkant van de bladzijde?
Voor de vormgeving is rust en ruimte heel belangrijk!
Iedere zin op een nieuwe regel is ook heel fijn.
Figuurlijke taal
Dan natuurlijk het taalgebruik.
Figuurlijke taal is lastig voor mensen met autisme.
Denk aan een uitdrukking als “Geef mensen een stem”.
Daar bedoel je mee dat je mensen medezeggenschap wilt geven.|
Maar mensen denken dan: he, zijn ze hun stem kwijt, of moet ik ze soms leren zingen?
Vaak zijn zinnen te lang, of samengesteld.
Er is een hele lijst van dingen waar je in je taalgebruik rekening mee kunt houden.’
‘Maak geen lange of moeilijke woorden als dat niet nodig is’, raadt Esmyralda aan.
‘Soms kom je er echt niet onderuit, maar in negentig procent van de gevallen zijn er makkelijkere woorden voor.’
‘Het is eigenlijk: hoe concreter hoe beter’, vult Hettie aan.
‘Altijd.
Alleen: wij praten niet heel concreet.
Wij praten echt ingewikkeld.’
Verkiezingen
‘En nu zijn we aan het kijken: hoe gaan we nu verder?’ vertelt Hettie.
‘Er liggen een heleboel onderwerpen, die je begrijpelijk kunt maken.
Denk aan de Donorwet, de Wet zorg en dwang en niet te vergeten de verkiezingen.
Maar we moeten ons als netwerk ook organiseren.
Want het is vrijwilligerswerk.
Sommigen mogen het wel onder werktijd doen, anderen niet.
Dus we willen een werkvorm vinden waarin we de taken goed verdelen.
Want er gaat best wat tijd in zitten.
Dat geeft niet want het is zeer zeker de moeite waard!’