Technologie inzetten voor dagstructuur: hoe pak je dat aan?
Gepubliceerd op: 13-11-2020
Een goede dagstructuur is heel belangrijk bij mensen met cognitieve stoornissen. Technologie kan daarbij helpen. Expert Arno Prinsen: ‘Wel is het dan heel belangrijk dat er overeenstemming is bij alle betrokkenen, zowel over het ervaren probleem als de ervaren oplossing. En dat de cliënt de technologie goed weet te gebruiken.’
Stress door te weinig structuur
‘Wanneer mensen met cognitieve stoornissen geen structuur hebben, missen ze overzicht’, legt Arno uit. ‘Dan kan er een stressreactie optreden die zich uit in vechten, vluchten of bevriezen. Dat is voor henzelf en de omgeving niet prettig. Soms trekken mensen zich terug op een wc als ze overweldigd zijn. Ze zijn dan onvindbaar, bijvoorbeeld als hun taxi er is.’
Drie redenen voor technologie
Technologie die helpt bij structuur kan dit voorkomen. ‘Er bestaan drie redenen waarom de inzet van technologie belangrijk is’, aldus Arno. ‘Cliënten willen graag minder afhankelijk zijn van hun omgeving. Daarnaast zijn technologieën altijd beschikbaar en naasten en begeleiders zijn dat niet. En in een mobiel of smartphone kan je veel informatie stoppen. Je apparaat weet daardoor onuitputtelijk veel. Ook dit laatste geldt niet voor naasten en begeleiders.’
Een andere rol van de begeleider, ziet hij dat zitten?
De inzet van technologie vraagt wel om een andere rol van begeleiders. Arno: ‘Dus niet: “Je gaat om tien uur naar het activiteitencentrum vandaag.” Maar: “Heb je al opgezocht op je telefoon wat je vandaag gaat doen?” Op de langere termijn is het natuurlijk veel handiger dat je cliënt dit zelf leert te doen. Voor begeleiders komt er zo meer ruimte vrij om echt aandacht te hebben voor de cliënt. Bijvoorbeeld wanneer je cliënt door een gebeurtenis is geraakt. Dan heb je meer tijd om het daar even rustig over hebben.’
Inzet technologie aangestuurd door management: waar let je op?
Er zijn twee manieren om ervoor te zorgen dat technologie ook echt wordt toegepast. ‘De eerste manier is top-down,’ zegt Arno. ‘Het management en de raad van bestuur sturen de inzet van technologie aan. Soms wordt er dan te weinig gekeken of de technologie wel echt een probleem van de cliënt oplost. De vraag is daarnaast of de cliënt de technologie wel weet te gebruiken. Ook hebben medewerkers niet altijd de juiste vaardigheden. Denk hierbij aan het begeleiden van de cliënt bij het gebruik. En je moet ervoor waken dat cliënten alsnog afhankelijk blijven van de begeleider bij het gebruik van de technologie. Dan gebruik je ineens een iPad in plaats van een schriftje. Maar de vraag is wat je dan daadwerkelijk hebt opgelost.’
Inzet technologie ingebracht vanuit de werkvloer: waar let je op?
De tweede manier is bottom-up. ‘Het ervaren probleem komt dan vanaf de werkvloer,’ aldus Arno. ‘Dan is het belangrijk om stil te staan bij wie nou het probleem ervaart. Gaat het om de cliënt, de naaste of de begeleider? Hier is niet altijd overeenstemming over. Een naaste komt bijvoorbeeld met een probleem en bedenkt hiervoor een oplossing. Maar als een cliënt het niet als een probleem ervaart, dan ervaart hij ook de oplossing niet. De technologie moet dus voor iedereen een verbetering zijn. Zijn alle partijen op de werkvloer het erover eens dat de technologie en verbetering is? Dan werkt de bottom-up-manier beter.’
Waarom is overeenstemming zo belangrijk? Een voorbeeld uit de praktijk
‘Stel, een cliënt wil graag medicatie in eigen beheer’, zegt Arno. ‘Hij wil minder afhankelijk worden van begeleiders. Daarom volgt hij het medicatieschema op zijn iPad. Dan blijkt dat hij de eerste periode toch wat fouten maakt. Zo neemt hij niet altijd zijn medicatie op tijd in. Zijn moeder hoort dat en raakt in paniek, want ze denkt onmiddellijk aan vijf jaar geleden. Haar zoon stierf toen bijna in haar armen omdat hij een epileptische aanval had. Hij had toen geen medicijnen ingenomen. Zo’n moeder zal dan meteen in actie komen. Ze zal zeggen: “Waarom zorgt de begeleider niet gewoon voor de medicatie? Dat ging toch goed?”’
Ga goed in gesprek met de werkvloer
‘Dit voorbeeld maakt duidelijk hoe belangrijk overeenstemming is’, licht Arno toe. ‘Aandacht hiervoor is nodig, want uiteindelijk zullen we niet om technologie heen kunnen. Het personeelstekort in de zorg wordt alleen nog maar groter. Inzet van technologie biedt hierbij kansen. Er kan zo meer tijd vrijkomen voor begeleiders om aandacht te geven aan de cliënt. Ze moeten wel voorbereid worden op hun nieuwe rol. Belangrijk is tot slot dat de inzet van de technologie niet alleen wordt aangestuurd vanuit het management. Ga juist heel goed in gesprek met de werkvloer. Dan heb je de grootste kans van slagen.’
Over Arno Prinsen en de Innovatie-impuls
Arno Prinsen geeft scholing en advies over niet-aangeboren hersenletsel. Daarnaast is hij schrijver van twee boeken: ‘Heb ik een probleem dan?’ en ‘Ga toch weg!’. Hij helpt instellingen bij de toepassing van technologie voor de Innovatie-impuls. Met de Innovatie-impuls wil de overheid het voor cliënten en zorgverleners makkelijker maken om technologie toe te passen.